niemanders-logo

DONEER
op voordekunst.nl

niemanders-logo

Rocco's Column

Beeldvorming

Wout en ik liepen richting de gevangenis met onze gitaarkoffers in de hand. We liepen het terrein op en een jongetje dat met z’n ma langsfietste zei, ondertussen wijzend naar de bajes: “Mama, is dat voor boeven?”
Ik kon ma’s antwoord niet goed horen, maar ik stelde me voor dat het jongetje ons zou zien en denken, nee zelfs vragen: “Zijn jullie ook boeven?”
Nee hoor”, hoorde ik mezelf antwoorden, “wij zijn langharig tuig met gitaren” en in een associatieve flits er nog achteraan: “Oh, drugsverslaafden dus.
Vroeger was zo’n look namelijk genoeg voor brandmerking. Dank je wel Rolling Stones. Ik keek naar mijn gitaarkoffer en het voelde alsof er een machinegeweer in zat. Zo’n blauwe bonen-spuiter uit de tijd van Al Capone.

Enfin, terug naar onze tijd…

Wat later waren we binnen. De plek voor boeven. De opgesloten boeven. Ik denk persoonlijk dat deze plek geen enkel wezen goed doet. Een enkeling komt er wellicht wat beter uit, na een soort van time-out te hebben gehad. Maar voor de rest.. nee. Hoe het wél moet, is een thema dat me sindsdien behoorlijk bezighoudt.

Die Ogen

‘Die Ogen’ is het eerste nummer dat De Niemanders naar buiten brachten. Toen we het muzikale basisidee voor speelden, vond de groep het veel te sinister. Ze wilden liever hiphop of clubmuziek maken. “Daar zit tenminste een beat in joh.” Toen zijn we gaan jammen en het werd zeer funky. Het plezier spatte er aan alle kanten vanaf. We hadden binnen een mum van tijd een schets die we later zouden gaan gebruiken voor een nummer getiteld ‘De Bus.’ Het heet inmiddels ‘Wakkermakker.’

Het gaat over de sterke verhalen die men elkaar vertelt om indruk te maken. Diegenen die al langer zitten, trappen daar niet meer in. Sommigen waren namelijk zélf ook ooit zó.

Bekeken worden

Het ‘sinistere’ muziekje liet ons echter toch niet los en wat later, nadat ik een gesprek had gevoerd met gedetineerde F. en wat conversatieflarden met andere bajesklanten, hadden we een thema: Bekeken worden, op allerlei manieren. Door je familie, vrienden, justitie, de pers, de maatschappij en zeker ook door medegedetineerden. Ik hoefde vaak niet veel te zeggen. Ik herinner me vooral het gesprek met F.. Diens antwoorden herinner ik me zo:

“Ik was een handelaar, op elke hoek een markt en ik was relaxed. Trammetje in, trammetje uit. In die rat race was ik een wandelaar, haastig spoed is zelden goed en ik gooi mijn eten niet in het roet. Maar nu ben ik bankroet en zit ik hier in de petoet. Petoet met zure mayonaise, met salade en een dressing van malaise. Ik lust ’t niet, toch vreet ik het, ik moet wel, maar het zijn vooral die ogen hier, ik wil ze niet zien. Dit is niet mijn wereld. 

Ik ben aan het fitnessen en naast me zie ik die scannende ogen, die hier nog veel langer zullen ronddraaien. Die gast is lijp. Man, ik wil ze niet zien. Ik ben slechts een handelaar. Ik maak praatjes, ik schiet geen gaatjes. Er hangt hier veel aan zijden draadjes. Je wilt er niks mee maar je moet er wat mee. Ik lees vele volle armen met tattoos en in ogen lees ik het onderhuidse.

Mijn rug leert terugkijken, naar die auraprikkers, die teveel vragen en je dan pijlen als sonar. Het zijn namelijk allemaal psychologen hier he, die zuigertjes. Ze zien je zwaktes, gaan onderhuids. Je wordt doormidden gezaagd. Dat is het hoe het er hier aan toe gaat. Je word er geleefd, je wordt opgejaagd.
Velen hebben er valse tongen. Opscheppers.

Maar die gast he, die met die ogen, hij heeft er twee om zeep heeft geholpen. Ik hoor ‘m hijgen. Gevaarlijk spul, zeep, je glijdt er over uit onder de douche. Je moet het ook niet in je ogen krijgen. 

Ik denk, wat doe ik hier? Geen zin in oogcontact met die enge gast. Ik deed aan handjeklap, geen vuistje-knal, geen mesje-trek, niet aan kogelhard.  Maar die koude ogen branden in mijn rug, als een bosbrand trekt die over mijn tattoos. Je word een beetje uitgewist en herbeschreven tegelijk.

Rustig is het hier nooit. Er is altijd wat, dag en nacht. Het is geen easy hotelletje, wat wel vaak wordt gedacht. Dit is niet mijn wereld, maar nog een tijdje wel. Ik kijk naast me. Ik zie weer die scannende ogen. Kogelogen zijn het. Ja, dát zijn het: kogelogen.

Ik vloog als een kraai tegen een zuivere blauwe hemel aan. Ik dook op alles wat glom, instinctief. Je wilt iemand zijn he. Van niets naar iets. Ook hier binnen in de bajes geldt dat.
Buiten verkocht ik dagdromen. Ik zat tot aan mijn knieën in de straat en de straat is de rode loper richting de bajes. De straat is de catwalk vol met majesteiten, ‘bajesteiten’ die respect hebben omdat ze gezeten hebben. Zitten. Zit zit zit zit, kom op dan, zit zit zit! Het is zo nep. Respect dresseert je.

De jaren tussen school en de bajes zijn te kort. En je leeft door, je leert door, je word vader, maar vanuit de bajes kan je er niet voor hem zijn. Werkeloosheid kan je ook niet in de gevangenis zo maar weg stoppen. Stoppen slaan hier regelmatig door. Maar je laat niks merken, je moet door, iedereen moet door. Vanmorgen werd een bewaker bedreigt. Dat gebeurt soms als er iemand zijn pillen niet op tijd krijgt.

Ik zie die ogen weer. Er trekt een poolwind langs mijn ruggengraat, daar waar ooit de evenaar langs liep. Mijn gedachten zijn gefocust, ze trekken naar de positieve magneet en ik weet, ik kom hier niet weer terug. Maar voorlopig zit ik hier nog even en ik word van alle kanten bekeken.”


Sponsors