‘Cash in San Quentin’ is natuurlijk waar veel mensen meteen aan moeten denken wanneer je zegt dat je een concert gaat geven in de bajes. BB King deed het ook en hier ten lande is denk ik het concert dat Herman Brood ooit gaf ook wel vrij legendarisch. Herman, the ladykiller, gaf natuurlijk wél acte de présence in een PI waar slechts vrouwen zaten, dat zal niemand verbazen.
We kwamen bij de bajes aan en liepen door de detectiepoort bij de ingang. Wout en ik hadden dat al zo vaak gedaan (de anderen waren vanzelfsprekend danig onder de indruk) maar plots ging ’t alarm uitgerekend bij mij af. Vreemd, dat was nog nooit gebeurt. Waren het mijn stalen zenuwen? of ahum, mijn ijzeren wil? Ik had mijn blue suede shoes aan, en pas toen ik die van mijn voeten had bevrijd, staakte gek genoeg het gepiep.
Het grote verschil met het concert van de Niemanders in vergelijking met onze fameuze illustere voorgangers is natuurlijk dat wij een plaat gemaakt hebben met de medewerking van gedetineerden. Dat we die plaat als het ware nu ‘live’ zouden gaan terug brengen was best bijzonder. Ook zouden er gedetineerden ( die eigen liedjes konden uitkiezen, wij zouden ze wel begeleiden) met ons mee gaan zingen. Helemaal vanzelf ging dat echter niet. Niets gaat in de bajes zomaar even vanzelf. Eén repetitie viel bijna geheel in het water omdat ergens iemand zijn cel in de fik gestoken had. Op zo’n moment kan je niets meer doen. Instant lockdown en je wacht tot de rust is weer gekeerd.
Zanger P. die aan het begin stond van een zeer lange detentie zei met enige galgenhumor tegen ons ‘dat wanneer hij dan eindelijk weer vrij man zou zijn, hij meteen mee kon doen aan The Voice Senior.’ Twee dagen voor het concert werd hij plotseling overgeplaatst. Zoiets gebeurt vaak onaangekondigd. Dat was wel jammer, want hij had best wel wat noten op z’n zang, maar ook zeker wel wat op z’n kerfstok. We weten dan ook meestal niet exact waarom dingen gaan zoals ze gaan.
Sommige zangers kwamen binnen met veel bravoure, maar na eén nummer zingen bleef daar zo ongeveer niets meer van over. Dat waren wel lastige momenten, want hoe zeg je tegen iemand ( waarvan je meteen hoort dat hij toondoof is ) die je vrij indringend aankijkt, dat zingen wellicht toch niet zijn grootste talent is? Eén zo iemand zei tegen Wout, nadat we na afloop van een repetitie bij een sluis elk een andere kant opliepen: ‘Door jou heb ik het luchten gemist.’ We hebben hem niet weer terug gezien. Voor de groepsdynamiek was het een zegen, want je hebt niet zo heel veel tijd om er iets van te maken. Je wilt dat ze allemaal glorieus zingend uit de verf komen en niet het lachertje van hun afdeling worden.
Een andere zanger, J., was van tevoren zó bloednerveus dat hij een keelontsteking veinsde en ook hij dreigde af te haken. Hij gaf later toe dat het een smoesje was. Gelukkig maar, want we hadden uitgerekend met hém zelfs weer een nieuw nummer gemaakt in de twee repetities voorafgaand aan het concert. We hadden de muziek, de jam, naar de band gestuurd en zonder te repeteren speelden we het nummer. De andere Niemanders speelden het perfect en de gedetineerde kon zijn eigen oren niet geloven en zijn ogen werden nat van gelukzaligheid. We gaven hem na afloop allemaal ‘boksjes’ en zeiden: ‘Zie je wel dat je het kan!’ Hij kon het amper bevatten wat er gebeurt was. Dit was voor ons zo’n moment waarvoor we het allemaal doen. Zingen is voor zolang het duurt je boeien afgooien, ook al zit je daarna weer in een cel van drie bij vijf meter. Zingen staat gelijk aan een kleine eeuwigheid. Hij wilde het zó graag en hij deed het, én hij mocht nóg een keer, want we gaven dus twee concerten. We bouwden de hele boel weer af, ook de Pa, en we sjouwden de hele zooi weer naar een ander binnenplaats en bouwden daar de boel weer op. Ik keer er naar en het zag er vreemd uit zo bij daglicht. Het was alsof Pink Floyd zijn hele hebben en houden er had neer geplant terwijl 3 akkoorden en het heilige Hazes-vuur met een simpel gitaartje ook had gekund. Maar ja, zó zijn concerten. Je haalt alles uit de kast.
Tijdens de soundcheck van die tweede show ‘ontplofte’ er iemand in z’n cel en hij blies, tussen de tralies door, een grote donkere tekstwolk met rotte vis onze kant op. Spreekstalmeester L. ( een medegedetineerde) suste de boel en zijn rustige weloverwogen woorden vlogen als vredesduiven over de binnenplaats. Ze prikten de wolk lek en zo stopte de scheldkanonnade met z’n gebulder. ‘Doe gewoon je raam dicht, en verpest het niet voor de rest.’ L. was heel belangrijk voor ons en met veel respect voor ons ook, sprak hij tegen mannen achter de betraliede ramen. Niemand van ons wist of de muziek van ons daar zou worden geapprecieerd. À propos ramen. Applaus werd gegeven door te klepperen met de ramen. Ze hadden dus wél een soort van uitje, maar ze moesten het op hun eigen cel fruiten. De gevangenen konden het concert dus, vanwege corona,helaas slechts vanuit hun cel meemaken, wat ons een zuur gevoel in ons mondje gaf. Hun mondjes werden daarna wél gevoed met broodje Hamburgers (en kartoffelsalade) die op de binnenplaats werden bereid en daarna werden gedistribueerd naar de cellen. Een broodje Hamburger was een regelrechte traktatie, niets minder dan een feestmaal. Ze werden gebakken door W., het hoofd van de Gedeco (de gedetineerden commissie), die ook voor de band T-Shirts had laten maken. Hij vormde, tezamen met begeleidster M. het hart en ziel van de hele onderneming. Op het ’t shirt stond ‘Time Out Festival’ gedrukt. Ja, het was ook een time out, voor iedereen. Een enkeling in de Niemanders band voelde zich gek genoeg zélf even bevrijd, van zijn drukke agenda, z’n zorgen, het overspannen Nederland en de rest van de onrustige complexe wereld. Opgesloten in een andere wereld. Het draait even niet om jezelf. Het kán een zegen zijn.
’s Avonds, na een enerverende lange én succesvolle dag, zaten Wout en ik in onze woonplaats onder de vrije sterrenhemel op een terrasje, en dachten aan dé ster van die dag, J. We hoopten dat we zijn constellatie positief hadden beïnvloed, maar stiekem wisten we wel zeker (we kenden ‘m al wat langer) dat hij waarschijnlijk met kramp in zijn kaken, van het grijnzen, nog steeds wakker lag. En zo ging het bij ons ook die nacht.
Het geklepper met de ramen ging nog even door..